In de schemerige gezelligheid van ‘De Krappe Kelder’, waar het bier rijkelijk vloeit en de lucht zwaar is van de geur van avontuur (en misschien een vleugje schimmel), slepen onze helden zich naar hun vertrouwde hoekje aan de bar. Morrovion, met een gezicht zo bleek als de maan op een heldere nacht, draagt zorgvuldig een zwaard, zo magisch dat het bijna uit zijn schede lijkt te willen springen om zijn eigen legendes te schrijven. Merrymint, wiens snorharen nog natrillen van de spanning, probeert ondertussen een mysterieuze vlek op haar bont te identificeren als iets avontuurlijks of gewoon het gevolg van hun laatste gevecht. En dan is er de dwerg, wiens naam nog steeds een mysterie is voor iedereen, die probeert niet te laten merken dat hij nog steeds natrilt van de schrik.
Luuk, de barman met meer rimpels dan de kaart van de Underdark en een grijns die even scherp is als Morrovion’s nieuwe zwaard, leunt voorover. “En, hebben jullie nog wat leuks gevonden tijdens jullie kleine uitstapje?” vraagt hij, terwijl hij een glas polijst met een doek die vermoedelijk ouder is dan Merrymint.
Morrovion, grijnst en onthult het zwaard. “Iets wat zelfs jou achter de toog kan houden, Luuk,” zegt hij met een blik die een uitdaging lijkt te zijn.
Luuk werpt een blik op het zwaard, en zonder een spier te vertrekken, zegt hij: “Mooi speeltje. Maar vergeet niet, het meest gevaarlijke wapen hier ben ik… met de rekening.” Zijn grijns wordt breder als hij wijst naar een lijst achter hem, waarop staat: ‘Magische wapens zichtbaar dragen: 2 goudstukken. Mij proberen te imponeren met magische wapens: 50 goudstukken of het wapen.’
Merrymint, altijd klaar om de vrede te bewaren (en tevens de grootste kluns sinds de uitvinding van het zwaardgevecht), probeert het zwaard aan te nemen om het veilig op te bergen, maar struikelt over haar eigen staart en lanceert het zwaard per ongeluk richting Luuk. Met een behendigheid die niemand van een man van zijn formaat en leeftijd zou verwachten, vangt Luuk het zwaard op en zet het achter de bar. “Voor de schade,” zegt hij, knipogend.
De dwerg, die tot nu toe had geprobeerd zich onzichtbaar te maken door stil te blijven (een tactiek die zelden werkt voor iemand van zijn bouw), kan een lach niet onderdrukken. “Weet je,” zegt hij, “ik begin te denken dat onze grootste uitdagingen niet in donkere kerkers liggen, maar hier, onder het toeziend oog van deze knakker.” Wijzend naar de oude barman.
Luuk leunt terug, zijn armen gekruist. “Heren, dame,” begint hij plechtig, “in ‘De Krappe Kelder’ zijn de avonturen misschien niet zo episch, maar de lessen zijn net zo waardevol. En onthoud, gratis advies is precies wat je ervoor betaalt.”
Terwijl ze hun glazen heffen op weer een overleefd avontuur, kan zelfs Morrovion een glimlach niet onderdrukken. Want hoewel de magie in hun wereld wijd en zijd verspreid is, is het de magie van vriendschap die altijd het sterkst blijkt te zijn.